Kenmerken van druiven
Sauvignon blanc
Krachtige geuren van buxus, netels, gemaaid gras, asperges, wit fruit en bloemen.
Op kalkrijke bode: vuursteen (‘pierre à fusil’) en soms een vleugje rook, zoals in Pouilly Fumé.
Buiten Franrijk: soms houtlagering om ‘fumé’ te worden.
Opvallende smaak van zure, groene appels, kruisbessen, soms ananas en lychee. Soms opvallende zwarte bessen.
De wijn heeft een bittere naar zoet neigende afdronk.
Vooral bij Noord-Franse wijnen soms dierlijke geur (kattenpis of zweetvoeten) en knisperend droog, uit warmere gebieden zachter van smaak.
In Nieuw-Zeeland: zeer fruitig met aroma’s van erwten, asperges, rode paprika.
Fruitig zuur. Meestal relatief jong te drinken.
Chenin blanc
Licht geel, intenser indien zoeter, snel donkerder bij rijping.
Soms geur van oude kranten of natte wol.
Altijd veel zuur. Metaalachtige hardheid tegen het verhemelte. Walnoten
De crémant is fris en aromatisch en is eerder nootachtig en floraal.
Jonge droge wijn: zure groene appel en peer. Soms exotisch fruit uit een beter jaar/zuidelijker terroir.
Florale geur van meidoorn en acacia en zoet als bij acaciahoning in halfdroge wijn.
De zoete wijnen vertonen meer gestoofde appel en kweepeer, ananas, rijpe perzik en mango. Soms ook specerijen.
Uit Zuid-Afrika: tropisch fruit als ananas, guave, banaan, meloen.
Verbetert met verouderen (honingtoetsen) en verdonkert rap maar verliest appelachtig zuur niet.
Chardonnay
Lichtgekleurd met groene schijn (noordelijk) tot goudgeel (houtgelagerd, zuidelijk).
Licht en niet houtgerijpt (Chablis): zure appel, citroen, soms peer. Grapefuit.
Licht houtgerijpt (Saint-Véran, Rully) gesmolten boter, gebakken appel, nootmuskaat, havermout.
Zwaar houtgerijpt (Meursault, traditioneel Australisch) : vanille, citroen, butterscotch, praline, spekvet, houtrook.
In warmer klimaat: tropisch fruit (banaan, guave en bananas), meloen, en in frisser klimaat eerder steenfruit (perzik, nectarine, abrikoos) citrus en appel (van granny tot renette).
Op kalkrijke bodem: mineraal (zoals chablis).
De malolactische gisting voegt botertoetsen toe.
Contact met de gist in het vat geeft deegaroma’s en geuren van biscuit of geroosterd brood.
De rijping op het vat geeft vanille, rook en zoete specerijen zoals kruidnagel en kaneel.
Evenwichtige wijn. Lange afdronk met een bittere toets.
Riesling
Zeer lichte kleur.
Meestal komen de frisse zuren tegemoet: limoen-neus, van bittere schil tot zoetere sap.
Bloemerig:kamperfoelie – bij leisteen soms petrolgeur na rijping – in Australië soms al vrij snel.
Rijpe Duitse wijn: zacht fruit zoals perzik of abrikoos. Elzas: stengere mineraliteit.
Een leisteen bodem zal een rokerig smaakje geven, andere bodems zullen vooral mineraal, staal, teer, aards, bloemig of iets gekruid.
Wrange citrus wordt aangenaam krachtig en boeiend met verouderen. Toast en honing.
Pinot Noir
Kersenrood, robijnrood tot granaatrood, meestal vrij doorzichtig.
Hoe noordelijker, hoe sneller de kleur evolueert (grote evolutie in 5 j.)
Jong: meestal aroma van aantrekkelijk rood fruit: kersen in alle variëteiten, frambozen, aardbeien, rijpe tomaten.
Kersen en pruimen in noordelijke Bourgogne, vanaf Beaune nar het zuiden toe eerder aardbei of rode vruchtjes en soms kruidig. Vlezig zoals runderbouillon, in jongere wijn, wildgeuren en meer jammy na rijping.
Soms ook ‘koestal-’ of ‘puttekesgeur’. Ook ceder, leder, aardetoetsen, drop kunnen voorkomen.
Paddenstoelen. Truffel in de betere versies.
Californië en Australië: soms tonen van Koffiebonen en mokka.
Laag tanninegehalte, meer rond Mâcon. Specifieke tannine, meestal sterke houtlagering.
Gamay (Beaujolais)
Lichte, levendige kleur, fris rood tot purper of violette schijn. Blauwe toon.
Fruitig. Vooral FRIS fruit: aardbeien, frambozen, aalbessen. Cuberdon (‘Gentse neusjes’)
en banaan (lactisch).
Ook pepertonen en florale impressies met vooral pioenroos komen voor.
Weinig tannine in de klassieke Beaujolais. Meer in sommige modernere versies, ook gember en meer bramen.
Cru’s gaan na 5-6 j. lijken op een rijpe pinot noir.
Zinfandel
Somber rode kleur.
Meestal zoete/warme neus. Weeïg fruitig aroma’s met geprakte aardbeien en frambozen.
Soms zwarte bes.
Vol. Rijk. Tanninerijk met peperige ondertoon. Fruitig. Zuur en toch zoet.
Bessen, pruimen. Kruidig. Anijs. Tabak – thee.
Jonge fruitige portotoets. Vlezig. Zoet.
Bordeaux
(zie Merlot, cabernet franc, cabernet sauvignon) (Ook soms malbec of cot, petit verdot, carmenère)
Diepe kleur.
Frisse tannine, ook al in de neus. Ceder en vanille.
Rijpe rode vruchten, pruimen, toast, vanille, kruiden als kaneel, laurier en drop, soms tabak, koffie, cacao, leer, teer.
Floraal: klimop.
Aards en kreupelhout.
Kan krachtig, vlezig, vol zijn. Tannineruggengraat: als je de bovenlip over uw tanden trekt voel je de harde, droogtrekkende tannines. Jong kan hij stroef zijn.
Cabernet franc
Somber rode kleur.
Frisse tannineneus.
Fruitig: rood fruit, aardbeien, rode bes, frambozen, in de Loire soms ook kersen erbij. Violetsnoepjes.
Nogal vegetaal: aardappelschil, paprika, soms heel lichtjes zwarte peper.
Rokerig bij rijpere wijn.
Onrijpe tannine zijn vegetaler en soms wrang en doet dan aan onrijpe paprika denken.
Cabernet sauvignon
Sombere kleur.
Viooltjes, cederhout (sigarenkistjes) en potloodslijpsel.
Zwarte bessen, zwarte kersen en braambessen, chicorei, groene paprika, pure chocolade, vanille.
Munt, drop in jonge wijn.
Eucalyptus, ceder, meer vanille, leder, geroosterd hout en bosgeur, tabak en mokka, zoethout en specerijen in rijpere wijn.
Tanninerijk: geeft gestructureerde wijnen die houtlagering vragen.
Overproductie of onrijpe bessen: groene paprika.
Merlot
Donkerkersenrode tot paarse kleur.
Aroma van zwarte bosvruchten, rijpe kersen en soms een vleugje caramel.
Zachte, weelderige smaken van zachte paarse vruchten, kersen, bessen, pruimen.
Zachte tannine.
Kouder klimaat: duidelijke groentesmaak zoals sperziebonen of asperge.
Zonnig terroir: iets van gedroogde vruchten (rozijnen) of vruchtencake.
Zachte, ronde wijn na houtlagering, met rijke structuur en tonen van chocolade en soms Turks fruit.
Côtes-du-Rhône
GSM = zie grenache, syrah, mourvèdre
Vrij donker van kleur.
Hoe meer syrah hoe meer purperen schijn, meer rood fruit en zwarte peper.
In de neus al jammy met vooral lichtrode bessen, bramen en soms al meteen rijpe tannine (grenache).
Zoet, zacht, fruitig met bramen – soms zeer complex fruit.
Teer, chocolade, zoetheid, kruidigheid.
Veel tannine. Warm. Fruitige nagalm. Soms porto-achtig.
Grenache
Kleur: kersenrood en oxideert snel.
Verleidelijk rood fruit, pruimen- en bramenconfituur. Toetsen van gedroogde vijg, tabak, mokka en witte peper.
Vaak ook zoethout, teer, zwarte olijf en kreupelhout, vooral bij lage opbrengst.
Zwarte bessen, cassis bij geconcentreerde wijn.
Meestal alcoholisch. Zoet. Weinig zuur. ‘Vettige’ wijn.
Matige tannine.
Syrah
Purper naar zwart. Sombere kleur.
Zacht maar veel tannine. Hoge zuurtegraad.
Typische en gekende aroma's van syrah zijn viooltjes, zwarte bes, zwarte kers, braambes en blauwe bes.
Kruidige aroma’s: tapenade van zwarte olijven, gerookte en peperachtige tonen, en schitterende aroma's van turf en grafiet.
Na rijping meer animale toetsen van gerookt spek, en leder. Ook pruimen, roos, teer, wild, wilde kruiden, drop, chocolade, koffie, humus en verschillende specerijen (kruidnagel, peper, …)
Australisch (Shiraz): purper en de typische houtlagering. Meer jammy– minder pit dan Franse.
Mourvèdre (Monastrell)
Zwarte vruchten (kers, pruim, zwarte bes) zoethout, peper, tijm, kruidnagel, kaneel, hars.
In rijpere wijnen: truffel, tabak en rokerige accenten.
Veel, maar zachte tannine.
Volle, diepe wijn.