Rosé Wijnen

Rosé Wijnen zijn "in"

Rosé is “in”. Lange tijd werd rosé scheef bekeken. Enigszins terecht want veel rosé was slechts een restproduct in de vervaardiging van intensere rode wijnen. De toenemende consumptie van rosé van de laatste jaren wakkerde echter de concurrentie onder de wijnmakers aan. Nu wordt een breed gamma aan rosé aangeboden, waaronder heel wat betere kwaliteit.

Ongeveer een tiende van de wereldproductie van wijn bestaat uit roséwijn en Frankrijk neemt daarvan ruim een vierde voor zijn rekening, gevolgd door Portugal en Spanje.
Ook Duitsland is gekend als een belangrijke producent en gebruiker. Duitsland maakt ook licht rode wijnen onder de benaming Rotling, Schillerwein (Würtemberg) en Rotgold (Baden), die blends zijn van witte en rode wijn. In de Europese Unie mag rosé niet gemaakt worden door menging van rode en witte wijn met uitzondering van de AOP champagne.

In principe wordt rosé op basis van blauwe druiven gemaakt, maar in sommige appellaties zijn ook witte druiven toegelaten.
Zodra de druiven worden ontsteeld, begint het proces waarbij de kleurstoffen van de schil gaan oplossen in het druivensap dat vrij komt.
Door onmiddellijk – maar langzaam – te persen zal een licht roze kleurig sap bekomen worden.
Door de schillen van de blauwe druiven voor het inladen in de pers heel kort – van een paar uur tot maximaal 24 in de most te weken –‘macereren’ - komen meer kleurpigmenten los. Door de cuves te koelen wordt de maceratie beheersbaar. De wijnboer beslist wanneer de extractie hem bevalt en start dan de persing op. Hoe langer hij wacht, hoe intenser de kleur wordt.
De perswijn wordt dan gevinifieerd zoals witte wijn. De rosé een lichte rode wijn noemen is daarom een ongelukkige omschrijving: het karakter en de smaak van rosé leunt veeleer aan bij die van fruitige, frisse witte wijn, dan bij die van rode wijn met een dosis tannine.

De toegelaten druivenrassen per appellatie kan je voor Frankrijk terugvinden op de Franse site vinsvignesvignerons.com of door te googelen op ‘cahier des charges’ + benaming van de appellatie, bij voorbeeld ‘cahiers des charges Bordeaux’.
Het belangrijkste Franse productiegebied van rosé is dat van de AOP Côtes-de-Provence (75 % rosé!) gevolgd door Coteaux d’Aix-en-Provence (50 % rosé), maar alle regio’s maken wel ergens een rosé. AOP Tavel uit de zuidelijke Rhône is befaamd voor zijn zeer kwalitatieve roséwijnen. Van aan de Loire is dan weer de rosé d‘Anjou bekend, maar met meer wisselvallige kwaliteit.
De laatste 20 jaar speelt Bordeaux gretig in op de vraag en is jaar na jaar meer rosé gaan produceren.
Alle typisch bordelaise blauwe druiven kunnen ingezet worden.

Bordeaux is gekend van zijn heldere ‘clairet’: een licht rode wijn die 24 tot 48 uur gemacereerd heeft, verder als rode wijn gevinifieerd is en meestal ook korte houtlagering heeft meegemaakt. Dat is dus helemaal geen rosé te noemen.

In bepaalde streken wordt een lichte rosé gemaakt op basis van variëteiten van witte druiven die laat en bijgevolg met een lichte blauwe schijn worden geplukt, zoals de pinot grigio in Italië. Door een matig lange maceratie wordt uit die druiven een licht roze kleurige wijn gemaakt. Dat brengt ons bij de ‘vins gris’.

Een typisch lichte kleurvariant vertoont de ‘vin gris’, een zeer lichte rosé met bij nader toezien een grijze of zilveren schijn. Het is wijn gemaakt met een minieme maceratie. Daarom worden de geplukte druiven zo snel mogelijk gekoeld, ontritst en langzaam geperst. De ‘lekwijn’ en de ‘perswijn’ van de blauwe druiven wordt opgevangen en verder in RVS-cuves als witte wijn zonder houtlagering gevinifieerd. Soms wordt de lekwijn en de perswijn apart gevinifieerd en kan de wijnboer achteraf de componenten blenden in de ideale verhouding voor uitzicht en smaak.
Deze persing met minimale maceratie noemt men ‘de saignée-methode’.
Met deze techniek maakt men onder meer in Bourgogne en aan de Loire op basis van pinot noir en gamay met de rest van de most, die men langdurig verder laat macereren, geconcentreerde rode wijnen. Deze rosé is dus een bijproduct waardoor de vinificatie in de plaats van één modale rode wijn zowel een lekkere rosé als een intense rode wijn oplevert.

Let op: ‘vin gris’ heeft nog een tweede betekenis: een wijn gemaakt van één of meerdere ‘cépages gris’ zoals van grenache gris, picpoul gris, pinot gris, sauvignon gris, …
Onder de benaming ‘gris de gris’ wordt dus rosé aangeboden die gemaakt is uit blauwe druiven met licht gekleurd vruchtvlees, dus uit de “cépages gris’.

Specifieke kleurtinten zijn ‘de kleur van uienschil’ (vin pelure d’oignon), en de ‘oeil de perdrix’ uit de Bourgogne.

Vanuit Portugal was op onze markt in de jaren 70-80 de sprankelende Mateus rosé zeer populair.
Het koolstofdioxidegas is voor de botteling toegevoegd voor het gevoel van frisheid. Toch zijn deze wijnen meestal zoeterig.

Spaanse rosé is meestal aangenaam sec, veelal gemaakt van garnacha en vertoont een fris aardbeienaroma. Spaanse roséwijnen kunnen kopertinten vertonen.

In Centraal en Zuid-Oost-Frankrijk is mourvèdre het belangrijkste druivenras, samen met cinsault en grenache. In Roussillon en in de Rhône speelt de fruitige syrah meestal een hoofdrol.

Witte druiven worden trouwens zelden gemacereerd omdat de tannine in witte wijn niet gewaardeerd wordt. Maar in de Balkan en rond de Zwarte Zee bestaat een traditie om witte druiven langdurig met de pel te laten vergisten. Dit levert amberkleurige wijnen op, ‘oranje wijn’ genoemd.

Buiten de EU wordt ook zowel blending van witte met rode wijn als extreme filtering van rode wijn toegepast. Vertaald in promotietaal klinkt dan ‘gemaakt volgens de modernste technieken’.

Rosé wordt gewaardeerd voor zijn licht, fris, fruitig karakter. Hij wordt daarom het best zo jong mogelijk gedronken: binnen de 2 jaar.

Een licht gekleurde rosé zal uitblinken in frisheid en kan schitteren als aperitief.

Zoek je bij een gerecht wat meer karakter, dan zal een ietsje meer kleur ook meer body en rijkere smaak verraden. Rosé bij charcuterie of bij een slaatje, een salade niçoise bij voorbeeld, Ook bij grill-gerechten. Maar vermijd roomsaus!

Zoet!?! Hmmm. Niet mijn ding. De restsuiker maskeert soms een overmaat aan zuur. Maar een zoetere versie past bij fruit en fruitdesserts.